Klinisch toepassingsgebied: Deze test is bedoeld om anticardiolipine antistoffen op te sporen bij patiënten met systemic lupus erythematosus (SLE) ter evaluatie van het thrombostisch risico en lupus-like aandoening (anti-phospholipide syndroom). ACA’s behoren tot de groep van de aPL. ACA’s werden voor het eerst aangetoond in sera van syfilis-patienten, maar later ook bij patiënten met SLE (30-40%) en patiënten met andere reumatische aandoeningen. Het APS-syndroom, ook bekend als “Hughes syndroom”, heeft een aantal klinische kenmerken, waaronder arteriële/veneuze trombose of recurrente miskramen tesamen met positieve aPL-testen. In tegenstelling tot “secundaire APS”, welke voorkomt bij SLE of andere reumatoide aandoeningen, is er geen relevante onderliggende ziekte bij primaire APS. ACA’s bij infectieuze ziekten en in APS kunnen onderscheiden worden aan de hand van hun co-factoren. ACA’s van patiënten met infectieuze ziekten herkennen het pure fosfolipide als antigen, terwijl ACA’s van patiënten met APS het B-glycoproteine 1 als cofactor binden. LA (Lupus anticoagulant) beschrijft een fenomeen dat gerelateerd is met de aanwezigheid van aPL.. ACA/LA zijn van significante diagnostiche relevantie, vermits een correlatie gevonden werd tussen deze antilichamen en hun neiging naar thrombose. Dit resulteert in een verhoogde incidentie van veneuze/arteriële thromboses (met inbegrip van apoplexy), thrombocytopenie, livedo reticularis, herhaalde abortie en neurologische verschijnselen bij ACA/LA positieve patiënten. Verhoogde waarden worden ook teruggevonden bij patienten met cerebrovasulaire insufficiëntie of myocard-infarct. aPL zouden een rol spelen in de pathogenese van APS. Verhoogde waarden: -SLE -Auto-immune ziekten Verhoogde waarden van aCL antistoffen worden zeer dikwijls geassocieerd met verneus en arteriële trombose, trombocytopenie en abortus. De term “anti-fosfolipide-syndroom” (APS) werd geïntroduceerd om patiënten te beschrijven die deze klinische manifestaties vertonen in associatie met aCL antistoffen of met lupus anticoagulans. Interferenties: Hemolytische en lipemische stalen worden beter niet gebruikt. Interpretatietabel: ACA GPL / MPL RANGE : < 10 GPL Units = NEGATIEF ; 10 - 40 GPL Units = TWIJFELACHTIG ; > 40 GPL Units = POSITIEF bijsluiter Phadia 100 5529-01/US aug2010 en 100 5530-01/US aug2010 |