Klinisch toepassingsgebied:
Vitamine C of ascorbinezuur behoort, net zoals vitamine B1, B2, B6, B12, foliumzuur e.a., tot de groep van water-oplosbare vitamines. Vitamine C is in belangrijke mate onderhevig aan oxidatie, waarbij in een eerste stap dehydroascorbinezuur gevormd wordt.
De biochemische funkties van vitamine C in het organisme zijn talrijk. Algemeen gesproken gedraagt vitamine C zich als anti-oxidans en levert zo bescherming tegen de inwerking van vrije radicalen en reactieve zuurstof. Een belangrijke specifieke taak is de preventie van peroxidatie van lipiden, waarbij het synergistisch werkt met het vet-oplosbare vitamine E.
Vitamine C is ook betrokken bij de synthese van collageen, meer specifiek bij de hydroxylering van proline en lysine. Hydroxyproline en hydroxylysine zijn essentiele componenten bij de opbouw van een stabiele collageen structuur. Vitamine C deficientie (vb. bij anorexia) zal geassocieerd zijn met een gebrekkige collageen vorming en resulteert in een ziektebeeld gekend als scorbuut.
Vitamine C is eveneens belangrijk in de aanmaak van neurotransmittors en werkt als co-factor van het dopamine-beta-hydroxylase bij de omzetting van dopamine tot noradrenaline.
Vitamine C helpt ook bij de neutralisatie van toxische metabolieten. Het stimuleert waarschijnlijk de synthese van cytochrome P450.
Tenslotte blijkt uit meerdere epidemiologische studies dat vitamine C een protectieve factor is tegen carcinogenese.
De belangrijkste eliminatie route voor vitamine C is excretie via de urine.
Verlaagde waarden:
Waarden bij rokers liggen lager dan bij niet-rokers. Lage waarden komen mogelijk voor bij anemie, zwangerschap, alcoholisme, rheumatoide aandoeningen, kanker.
Interpretatietabel:
Waarden < 0.2 mg/dl wijzen op deficientie.
Orale inname van hoge dosis (>= 1 gram) kan transient resulteren in plasma spiegels > 2.0 mg/dl.
Meting van vitamine C in de urine is weinig zinvol.
|